zondag 30 december 2012

De laatste loodjes, schrijfopdracht 364 van 29-12


Het zijn voor mij lichte laatste loodjes. Want ik ben bij… en blij. En wat is vooral de laatste maand snel voorbij gegaan. Het is omgevlogen!

Mijn gevoel hierbij is wel wat dubbel. Ik heb al een paar maanden het gevoel dat ik er weer eens van los moet komen, want er kwam een toenemende druk op te staan, waar ik soms erg tegenaan liep. Maar het schrijven op zich is wel een verslaving geworden die ik eigenlijk niet meer wil (kan) missen. Het gevolg is dat ik er ook tegenop zie om ‘ermee klaar te zijn’. Ik ga straks namelijk ook mijn dagelijkse dosis ‘genieten’ kwijtraken. Het genieten van opkomende gedachten en herinneringen die zich onder mijn vingers in stukjes tekst omzetten, best een wonderlijk proces als je het wat later doorleest.
Wat zal het me een bijzonder gevoel geven als ik ooit alle verhalen op een grote stapel papier uitgeprint zie, want het zal me daar een dik pak geworden zijn! Mijn (klinkt lekker) boek wordt een echte ‘dikke pil’ zoals mijn moeder vroeger dikke boeken noemde. Wat jammer dat zij mijn verhalen niet meer kan lezen. Ik denk dat ze er van genoten had.
Ik ben heel trots en blij dat ik het ‘volbracht’ heb, maar meteen bekruipt me een gevoel van: wat ga ik hierna doen op schrijfgebied? Uit dit jaar blijkt toch wel dat ik een bezield schrijfster ben en er dagelijks veel plezier aan beleef. Ook zelfs op momenten dat ik er nauwelijks tijd voor had, pakte het onderwerp me beet en kon ik me even van andere dingen afsluiten; dat was een mooie bijkomstigheid van het schrijven! Dagelijks gegrepen worden door de opdracht, en ik rustte meestal niet voor het af is.
Al schrijvende merk ik dat ik half in verleden tijd en half in het heden schrijf, want ik ben nog net niet ‘klaar’.
Ik heb nu nog het gevoel dat ik niet zonder opdracht kan schrijven, dat ik geen haalbaar doel kan bedenken voor de toekomst. Duidelijk is wel: ik wil verder, hoe dan ook. Ik wil de gewoonte van het schrijven gaan doorzetten, na een korte periode van afstand nemen (even loskomen, een klein sabbatical). Misschien komt er dan door wat rust in mijn hoofd wel een mooi schrijfdoel bovendrijven.
Ja, het blijft vreemd om aan het einde te zijn…
                                                                                                                                   Anja








maandag 26 november 2012

Ik roddel niet! schrijfopdracht 331, 26-11


Natuurlijk roddelen wij wel…
Iedereen doet het in zekere mate. Over iemand praten, loopt al gauw uit op roddelen. Het is niet fraai, maar zo gaat het. Ik heb zelf ook vaak gevoeld wanneer ik ergens wegliep: zodra ik buiten gehoorsafstand ben, krijg ik een (roddel)beurt. Je ziet/merkt/voelt het wanneer je zelf ‘slachtoffer’ bent, het kan ook op pesterig gedrag uitlopen.
Het begint meestal goed, maar hoe dieper de praatjes over iemand gaan, loop je de kans, dat het ‘praten over’ roddelen wordt. Roddelen is volgens mij: dingen doorvertellen die je vaag over iemand hebt gehoord, maar waarvan je bij die persoon niet geverifieerd hebt of het verhaal wel op waarheid berust. Het verhaal wordt bij elke doorvertelling vetter en vetter. Dat kan vervelende gevolgen hebben.
Ik heb zelf bijvoorbeeld vroeger eens een vriendin aan de telefoon gehad die mij geprikkeld vroeg waarom ik haar eigenlijk niet had ingelicht over onze scheidingsplannen. Zij had het hele verhaal van een neef, en die had het van.. en die had het van (ik heb die neef later nog gebeld, maar het werd zo’n raar verhaal). En dat was lang voordat wij ooit zelf maar enige echtscheidingsplannen hadden! We hebben er later nog om gelachen, maar ik vond het vreselijk dat er zo over me gepraat werd. Dat er onwaarheden over me werden verteld.
Na mijn scheiding had ik ook altijd het gevoel dat ik onderwerp van roddel was. Iedereen wilde me ook altijd uithoren over mijn ‘vriendjes’ en mijn spannende singleleven. Want ik had een leuke vriendenkring. Mannenvrienden waren voor mij veel prettiger, die roddelen niet zo als vrouwen. Ik vroeg collega’s weleens als tegenvraag: en hoe is het dan met jullie liefdesleven? als ik hun vraag beantwoord had, maar dat was not done. Zelfs nu na jarenlange relatie wordt er nog gevraagd: heb je je vriend nog? Terwijl ik het niet in mijn hoofd zou halen om naar hun huwelijk te vragen. Raar toch?                                                                          
Natuurlijk probeer ik me er zelf buiten te houden.. Ik haat het stiekeme sfeertje dat er heerst onder roddelaars. Op de werkvloer heb ik ook wel eens zo’n kringetje gekend. Als er tijdens de lunch iets op tafel kwam dat ik af kon zwakken, dan liet ik dat niet na. Maar daardoor werd ik zelf weer bespot. Ik zag het altijd aan blikken die ‘ze’ elkaar toewierpen. Dat is misschien ook de reden dat ik graag (liefst) alleen werk en ook in deze werkkring niet per se met allerlei collega’s hoef te lunchen. Ik ben daar weleens demonstratief met mijn vingers in mijn oren gaan zitten omdat ik geen kwaadsprekerij wilde horen, en ze maar door bleven gaan.. Of een krantje gepakt, maar je aandacht wordt toch getrokken door dat geouwehoer (excuse le mot), of je wilt of niet. Dus ja… ik had er weleens last van. Dan stond ik wel op en ging weer aan het werk. 
Je moet je weleens ergens voor afsluiten. Kunt niet de hele wereld verbeteren..  
                                                                                                                                     Anja

donderdag 8 november 2012

Verhaal naar aanleiding van schrijfopdracht 306: De maand november

November

De maand november? Daar vind ik niets aan. Het is een griezelige, enge, donkere maand. Het wordt ook al kouder en dat snijdt door mijn blote huid heen. De zomer, dat is pas fijn, de maanden juli en augustus, als het zo heerlijk heet is. En dan verkoeling zoeken onder een paar bomen, of gewoon in het koele gras. Het gras kriebelt heerlijk op je huid en met mijn neus snuif ik de geuren op. Op de boerderij waar ik woon is altijd wel een lekker schaduwplekje te vinden. Nu in november blijf ik het liefste binnen. Ik ben door die heerlijke zomer een flink aantal kilo's aangekomen, maar dat geeft niets. Ik eet zoveel mogelijk om lekker vol en rond de koude winter in te gaan, dan blijf ik lekker warm en heb ik voldoende reserve en weerstand. Trouwens, al mijn zussen en broertjes (we hebben een groot gezin van 16!) zijn allemaal aan de mollige kant. We hebben nu eenmaal aanleg om snel dik te worden, een familietrekje.

Maar eerst moet ik die vreselijke novembermaand zien door te komen. Het is al een tijdje onrustig op het erf. Ik vertrouw het allemaal niet. Mijn zus voelt het ook al en houdt de boel goed in de gaten. Dan zien we ineens die enge man weer. Vorig jaar was hij er ook en daarna hebben we een andere zus van ons, degene die het allerdikste was, nooit meer teruggezien….. Wij denken nog altijd dat hij haar meegenomen heeft.

Nu loopt hij met een touw op het erf rond en loert naar ons. Ik en nog een zus van me vluchten snel een hok achter de schuur in. Mijn andere zussen hebben niets door en voordat we ze kunnen waarschuwen pakt die man een van mijn zussen beet. Die gilt het uit van de schrik en wil wegrennen. Maar de enge man bindt haar snel met het touw vast en onze knecht helpt hem nog ook daarbij, want mijn zus geeft zich niet zomaar gewonnen. Tussen de kieren van het houten hok kunnen mijn zus en ik alles volgen. We zijn heel erg bang en durven niet eens te gillen, zoals mijn andere zussen doen die snel alle kanten oprennen. Wij houden ons doodstil, bang om ontdekt te worden.

Ze slepen haar naar een houten schot op blokken en binden haar daarop vast. Mijn zus gilt het uit van angst en pijn als een mager speenvarken. We durven eigenlijk niet meer te kijken door de spleten heen maar hoe angstig het ook allemaal is, het is tegelijkertijd ook heel spannend en we willen ook wel weten wat er met onze vorige zus nu eigenlijk gebeurd is . Dan zien we de enge man ineens een groot mes pakken en met een stevige haal steekt hij mijn zus in haar keel. Nog een laatste ijselijke kreet, het bloed spuit eruit en dan is het stil. Wij zitten nog steeds in het hok verstopt en durven er niet meer naar te kijken.

Dan ineens zien we de laarzen van de knecht door een gat in een van de onderste planken van het hok waar we nog bibberend in zitten. “Ik heb jullie wel gezien hoor”, lacht hij vals. “Volgend jaar is een van jullie aan de beurt. Dan maken we soep van jullie oren neuzen en worst van jullie darmen. Als er honger is, eten we tenslotte alles en we beginnen met jullie meiden….” We gillen het uit van schrik en vluchten het hok uit, langs de laarzen van de knecht waar ik het bloed van mijn zus nog op zie zitten.

Ik weet het zeker, hier krijg ik nachtmerries van. Ik zie allemaal mensen sjouwen met Keulse potten en houten kuipen. Mijn onfortuinlijke zus hangt inmiddels ondersteboven op een ladder en haar ingewanden worden er uit gehaald, en het bloed opgevangen. Nu weet ik dus wat die enge man ieder jaar komt doen. Nu weet ik wat er in die bakken met zout zit die in november in altijd in de gang staan. Nu weet ik wat er precies aan de zoldering te drogen hangt of in de ingebouwde spekkast in de schoorsteen gerookt wordt. Het is ons eigen vlees en bloed! Dit jaar ben ik de dans weer ontsprongen. Ik heb geluk gehad. Misschien ga ik op dieet. Want ze pakken wel steeds een van de dikste zussen eruit, valt me op. Als ik volgend jaar november heel mager ben, pakken ze mij misschien niet. Ik wou dat ik nooit als varken geboren was… Ik haat de novembermaand, de slachtmaand!
                                                                                                                             Nellie 

zaterdag 20 oktober 2012

De Sprookjes van Grimm en Andersen n.a.v. schrijfopdracht 292

We waren niet gelovig en wat voor de buren de Bijbel was, dat was voor ons het sprookjesboek en het verhaal van Piggelmee. Zij hoorden van Adam, Eva en de slang, wij van Roodkapje en de Boze wolf en de zeven geitjes. Die vroegen aan de wolf om zijn poot onder de deur door te steken. Met wat wit
meel leek het net de poot van moeder geit. En ja, ook het verhaal van de kleren van de Keizer. Die verhalen bevatten wijsheden, humor en spanning. Ze maken je wijzer dan het sprookje van “Boer zoekt vrouw”. 

In die tijd was het voorlezen van een verhaal en het kijken naar een illustratie iets om naar uit te kijken. Ik vond het jammer als het verhaal was afgelopen en je moest gaan slapen. Het sprookjesboek en de illustraties die er in stonden. Alles staat in mijn geheugen gegrift. Er stonden mooie, enge en moeilijke sprookjes in. Op de omslag stonden verschillende tekeningen. De rug van het boek was kapot, zo vaak was er uit voorgelezen. Ik baal nu dat ik het niet meer heb.

Ook genoot ik van het verhaal van Piggelmee en het tovervisje, en van al die verhalen ben ik wijzer geworden. Het was een deel van mijn opvoeding, nog belangrijker dan de lepel met levertraan of het uitspoelen van de zeep uit je haar met een beetje warm water en azijn.

Eén keer ben ik tijdens het voorlezen met mijn kop op de punt van de salontafel terecht gekomen. Op die tafel lag ter bescherming een glasplaat. Mijn vader wilde tijdens het voorlezen een slok koffie nemen. Daardoor bracht hij mij uit mijn evenwicht. Ik werd hevig bloedend naar de badkamer gebracht, waar mijn zuster in plaats van ontsmettend waterstofperoxide, bijtende aceton op een watje deed. Ik heb vijftig jaren later nog altijd een klein litteken boven mijn linker oog. Een dierbaar litteken, want het herinnert mij eraan dat ik werd voorgelezen.
                                                                                   Aart






donderdag 11 oktober 2012

Een nieuwe Wet (n.a.v. schrijfopdracht 280. Boordevol alliteratie!)


Wie Wil een Wereldwijde Wet ontwerpen
Die Woekeraars in de top van 't bankwezen verbiedt
Om Weg te komen met Waanzinnig grote bonussen
Die eerlijk Werk wil Waarderen en beloont
Een Wet Waar zelfverrijking Wordt verboden
Een Wet  die eerlijkheid moet Waarborgen
Wij Wachten al zo lang, laat het ons Weten
Wie, o Wie ontwerpt die Wet?

Anneke 

zondag 7 oktober 2012

Je verdiende loon

Schrijfopdracht 281: Herinner je je nog hoe jij je eerste loon of salaris ontving? Het kan een vakantiebaantje zijn geweest of een serieuze baan. Kreeg je het in een loonzakje, compleet met strookje waarop de berekening stond. Of werd het op je giro- of bankrekening gestort? Hoe is dat in de loop van de tijd veranderd?

Mijn eerste verdiende loon dateert van diverse baantjes tijdens de school-vakanties. Zo verdiende ik met uien rooien aan de voet van het voormalige eiland Schokland in de Noordoost Polder zo'n zestig gulden per week. Een heel bedrag halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw. Maar daar moest je dan ook behoorlijk voor afzien. Om vijf uur 's morgens stapte ik in Kampen op de fiets om op tijd - zes uur - te kunnen beginnen. Dat werk ging - de lunchpauze inbegrepen - door tot vijf uur 's middags. Op vrijdagmiddag kwam de boer naar het land. Dan werd je contant uitbetaald naar het aantal volle zakken uien dat je de afgelopen week had ingeleverd. Dat werd allemaal keurig bijgehouden en je kreeg er ook elke week een keurig loonbriefje bij.

In die jaren heb ik ook diverse keren bij bollenkwekers in de polder gewerkt. Dat leverde minder geld op dan "in de uien", maar hoeveel weet ik niet meer. Het leukste zomervakantiewerk vond ik trouwens bij Van Dijk's Boekhuis in Kampen, tegenwoordig marktleider op het gebied van school- en studie-boeken. Daar heb ik twee achtereenvolgende zomers gewerkt. Ik moest er boeken prijzen en bestelorders klaar maken. Het was in tegenstelling tot het uien rooien schoon werk en je werkte er ook samen met meer gelijkgestem-den. Allemaal scholieren uit het voortgezet onderwijs en soms zelfs ook van dezelfde H.B.S. Elke week werd het loon contant uitbetaald, vergezeld van een loonbriefje. En het was ook nog dichtbij huis. De boekhandel was toen nog gevestigd aan de Oudestraat en de bedrijfspanden liepen naar achteren door tot in de Hofstraat.

In mijn militaire diensttijd ontving ik na het overlijden van mijn vader kost-winnersvergoeding. Die "soldij" werd elke vrijdagmiddag uitbetaald, voordat je met weekendverlof ging. Die uitbetaling gebeurde contant op het kantoortje van de compagnie waartoe ik behoorde. Ik moest dan bij de sergeant-majoor administrateur tekenen voor ontvangst. Ik weet niet meer hoe hoog dat wekelijkse bedrag was.

Mijn eerste loon van mijn eerste echte baan ontving ik van de Erven J.J.Tijl, destijds uitgever van de Zwolse Courant. Ik werkte toen op de streekredactie Noordoost-Veluwe in Epe, waar ik ook woonde. Dat maandsalaris werd over-gemaakt op een bankrekening en daartoe opende ik in 1970 mijn eerste privé-bankrekening. Bij de Raiffeisenbank in Epe. Dat bankmapje heb ik nog steeds. Die bank is in 1972 samen met de Boerenleenbank opgegaan in  de Rabobank. De loonbriefjes werden elke maand per post opgestuurd naar het redactiekantoor in Epe. Ik weet nog, dat mijn eerste maandsalaris een kleine 500 gulden was. In 1972 ging ik werken bij de Drents-Groningse Pers in Emmen en daar heb ik de eerste maanden mijn maandsalaris contant uitbetaald gekregen. In een bruin loonzakje met loonstrookje. Later werd het op mijn bankrekening overgemaakt, maar het smalle loonstrookje bleef.

In 1973 ging ik werken bij de Amersfoortse Courant/Veluws Dagblad, destijds uitgegeven door Drukkerij Onnes in Amersfoort. Dat bedrijf had geregeld, dat alle werknemers een rekening kregen bij de ABN, later opgegaan in ABN/Amro. Vanaf begin jaren zeventig dateert dus mijn bankrekening bij die bank. En vanaf die tijd dateert ook mijn privé-bankrekeningnummer dat ik uiteraard kan dromen. Ik heb dus al bijna veertig jaar hetzelfde bankrekeningnummer. De overboeking ging vergezeld van een maandelijks loonafschrift, dat per post werd toegezonden. Toen ik ging scheiden moest deze en/of-rekening (hij stond ook op naam van mijn ex-vrouw) worden overgezet op alleen mijn naam. Mijn "ex" moest een nieuwe bankrekening nemen. Toen ik halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw ging werken bij het ANP, destijds gevestigd in Den Haag, nam ik mijn bankrekening mee naar het ABN/Amro-kantoor aan de Statenlaan in Den Haag. Officieel loopt die rekening daar nog steeds. Ook het ANP maakte maandelijks het salaris over naar die rekening. De bijbehorende loonafschriften kregen we elke maand op de redactie uitgedeeld. Die afschriften waren allang niet meer het simpele smalle loonstrookje van weleer, maar hadden inmiddels de omvang van bijna een A4tje gekregen, vol met tabellen, aftrekposten, percentages, loonheffingen, pensioenafdrachten en wat dies meer zij. Het enige wat duidelijk was, dat was het netto bedrag, het geld dat je daadwerkelijk "in het handje" kreeg.

Toen ik als kleine zelfstandige ging werken, was het met deze gelikte proce-dures afgelopen. Elke maand boekte ik dan een bedrag over van mijn inmid-dels geopende zakenrekening naar mijn aloude privé-rekening.  Een soort vestzak-broekzak-gebeuren. Geen loonstrookjes, geen overzichten, geen eindejaarsuitkering, geen vakantiegeld, helemaal niks om je leven op te vrolijken. Laat staan een kerstpakket. Moet je jezelf een kerstpakket geven?

                                                                           Willem Franssen

maandag 24 september 2012

n.a.v. schrijfopdracht 266: 'Hardlopen is doodlopen'


Hardlopen is doodlopen
Deze uitdrukking gebruikte mijn vader altijd als iemand enthousiast met iets begon, maar gaandeweg vermoeid raakte en de neiging kreeg om niet door te gaan, iets niet af te maken. We hebben nog precies honderd schrijfopdrachten te gaan. Ben jij nog steeds enthousiast? Heb jij wel eens de neiging om hier niet meer door te gaan? Wat houdt jou op de been, met schrijven?

Ik heb nog geen enkele dag neiging gehad om ermee te stoppen…
Wel voel ik soms een druk, maar dat is gewoon een optelsommetje van allerlei puntjes, heeft niet echt iets met het willen schrijven, het schrijfplezier te maken..
Het schrijven gaat bijna vanzelf. Zodra de nieuwe schrijfopdracht binnenloopt begin ik soms al..
Ik kan het gewoon niet laten, heb al vaker gezegd: dat zal nog flink afkicken worden! En ik wist dat we er nog honderd moeten gaan, wil je er hartelijk mee feliciteren, Mia. En wil ook weleens vragen hoe het met jou gaat , heb jij er nooit de balen van? Al die verhalen en dan nog zoveel keer over hetzelfde onderwerp, en dat dagelijks, een jaar lang… Respect! Ik vind het ook zo knap dat je het volhoudt.. Ook jij zal wat druk ervaren. Elke dag een onderwerp bedenken.
Ben ook zo gewend geraakt aan je feed-back, zit er soms gewoon op te wachten. Als een kind die op school zijn tentamen heeft ingeleverd…. Maar het voelt zeker niet als huiswerk hoor, het is veel leuker!
Soms denk ik dat ik te veel wil schrijven, en dan krijg ik neiging om te gaan schrappen, maar meestal stuur ik weg wat ik getikt heb..Ik lees het ook nauwelijks nog na. Wel als ik het terug krijg, dan lees ik het nog weleens door en kijk er dan anders naar dan toen ik het schreef. Het verrast me zelf weleens en dat vind ik ook een feest!
Trouwens… als ik het niet leuk vond was ik er allang mee gestopt! Zou ik het echt niet zolang volgehouden hebben, het is gewoon liefde.. houden van..
Dit vrij naar mijn vriend: als ik hem namelijk vraag of hij mij nog lief vindt, of hij nog van me houdt: dan zegt ie in allerlei variaties iets als: natuurlijk schat, neem maar van mij aan dat ik je anders allang de straat op gegooid had… Lief he?
Anja