woensdag 6 juni 2012

Dit verhaal is geschreven n.a.v. de schrijfopdracht 'Geld' (nr. 151)


Het geld uit mijn jeugd

Als kind bracht ik mijn ouders in verlegenheid door de sluitzegels langs de deuren te verkopen. Sluitzegels waren postzegels voor een goed doel die men achterop de envelop plakte. Ik was best voortvarend te werk gegaan en had al meer dan tien gulden opgehaald tot mijn moeder erachter was gekomen. Het geld werd in een spaarpot geparkeerd, voor het geval de mensen terugbetaald moesten worden. Ik kreeg een verbod op verkoop van sluitzegels. Dus moest ik mijn geld verdienen met de kijkdoos, waarmee ik langs de terrassen ging en dubbeltjes en stuivers incasseerde.


Ik ken het gevoel van mijn eerst verdiende geld. Vooral omdat ik het contant ontving gaf het een rijk gevoel. Veel rijker dan het geld dat later overgeschreven werd op een rekening, ook al was dat steeds meer. Met een kwartje kon je een zakje chips kopen. Met vijf gulden op zak kon je een hele middag naar de kermis. Bij Ajax kocht ik voor 50 centen een jongenskaartje en zag vanaf het muurtje op de staantribune het elftal dat drie Europacups zou gaan winnen van dichtbij spelen in De Meer.


Wat had het geld nog een waarde en wat werd sparen gewaardeerd! Op school kwam eens per maand een dame van de Rijkspostspaarbank. Ik kreeg dan ’s ochtends een kwartje mee en daar kocht ik bij die dame een zegel van die in een boekje werd geplakt. Het was een plechtige gebeurtenis en was een bladzijde vol dan kwam daar een stempel op een handtekening. Kom daar nu eens om. Ik heb in de kast van mijn vader ooit nog waardepapieren gevonden van een spaar- of pensioenregeling. Dat was een pak papier met handtekeningen en stempels. Het zag er gedegen en deftig uit.
                                                                                                                    Aart

Geen opmerkingen:

Een reactie posten