zaterdag 23 juni 2012

Betijtijd


Reactie op Schrijfopdracht 19 juni 2012, nr. 171: Verwerken

Heb je enig idee hoe jij bepaalde gebeurtenissen, teleurstellingen of verdriet verwerkt? Gaat dat je beter af dan vroeger of juist niet. Kun je een voorbeeld geven hoe je een bepaalde gebeurtenis die heel veel indruk op je heeft gemaakt, hebt verwerkt? Is het je ook wel eens niet gelukt om iets te verwerken en hoe sta je daar tegenover?

Betijtijd

Bij ‘verwerken’ is voor mij de tijd het belangrijkste. Dat is door de jaren gebleken.
Alles heeft tijd nodig, het heeft zich al zo vaak bewezen dat ik er nauwelijks over hoef na te denken…
Tijd om er niet meer over wakker te hoeven liggen, tijd om aan het idee te wennen, tijd om het allemaal minder scherp te maken, tijd om naar jezelf te luisteren en te kijken, tijd om het probleem niet meer vooraan in je gedachten te voelen, tijd om te betijen…
Een voorbeeld?’
Kies maar: echtscheiding, overlijden van moeder, kapot gaan van relatie of vriendschap, en zo heb ik zoals iedereen nog wel een rijtje… Maar het hoe en waarom is volgens mij niet zo van belang.
Voor alles geldt de regel: het kost tijd om iets te verwerken. Hoe je er ook aan werkt, wat je er ook aan doet, het kost je tijd. Betijtijd voor jezelf.

                                                                                  Anja

Anja, daar heb je een prachtig nieuw woord gevonden: betijtijd! Mia



De kortste reactie op schrijfopdracht 169!

Met champagne vier ik het feit dat ik, toen ik enigzins aan de late kant zonnebloemen zaaide, zag dat er weer kikkerdril in mijn vijvertje ligt.
                                                               Corina

n.a.v. de schrijfopdracht: maak een lange zin met de woorden champagne, kikkerdril en zonnebloemen er in


Champagne, kikkerdril en zonnebloemen

Afdeling Corporate communicatie was op het idee gekomen om de buitenlandse gasten mee te nemen naar het Van Goghmuseum en terwijl de directeur na afloop van het bezoek aan een restaurant aan de Amstel na het zoveelste glas champagne in steenkolen Engels bleef praten over de schoonheid van het schilderij “De Zonnebloemen” had hij niet in de gaten dat hij het eendekroos in de brede sloot  aanzag voor een plantsoen, waardoor de- anders zo ernstige en beleefde- Chinese gasten niet meer bijkwamen van het lachen toen ze hem drijfnat en met een mond vol kikkerdril weer vanuit de sloot op de kant trokken.
                                                                            Aart

maandag 11 juni 2012

Reactie op schrijfopdracht nr. 160: Hou je van vis?

Vis

Ik houd erg van vis, vroeger toen we als katholieke mensen geen vlees op vrijdag mochten eten hoopte ik dat de visboer op die dag langs kwam. Mijn moeder bakte dan scholletjes en tot op de dag van vandaag vind ik dat nog steeds heerlijk. Meer dan vlees is vis mijn favoriete eiwitleverancier. In een restaurant zal ik daar dan ook altijd voor kiezen. Nu is het niet goed om dit elke dag te eten dus doen we dat thuis maar twee keer in de week.

Op vakantie in Portugal aten wij op het strand gegrilde sardientjes met tomaat en daar eet ik dan mijn vingers bij op. Er wordt ook inktvis geserveerd maar dat is een van de weinige vissoorten waar ik niet van houd.

Als de nieuwe haring is gearriveerd ben ik er als de kippen bij om ze zo snel mogelijk te gaan kopen. Ik eet ze zonder uitjes want dan komt de smaak beter tot z'n recht. Ja, ik ben een echte viseter, wat dat betreft zou ik een zeedier kunnen zijn. Als ik in een dierentuin zie hoe een zeeotter met vis wordt gevoederd loopt het water me in de mond. Een beetje vreemd misschien?

Eigenlijk sta je er niet zo bij stil hoe zo'n vis aan zijn einde komt maar lang geleden moest ik er een paar "vermoorden" en dan sta je daar even bij stil.
In ons vorige huis hadden we een slootje achter de tuin. Het was stromend water en bevatte veel vis zodat menig hengelaar daar zijn stekje had gevonden. Onze zoon was een jaar of twaalf en wilde ook graag een hengel met toebehoren voor zijn verjaardag. Toen hij deze ging gebruiken haalde hij regelmatig een visje naar boven. Op een keer haalde hij meerdere palingen uit het water en die ging hij echt niet terug zetten want die konden we opeten; zo vond hij. Ja toen had ik een probleem, ik wilde hem niet teleurstellen en wilde ook niet dat hij die vissen moest doden. Ik nam een flinke kei en verwachtte dat die palingen met een flinke klap direct uit hun lijden waren verlost, maar nee; daar waren meerdere klappen voor nodig. En die alen gleden voortdurend uit mijn handen. Toen ze eenmaal uit hun lijden waren verlost zuchtte ik: "Dit doe ik nooit meer". Of ik die palingen gestoofd of gebakken heb weet ik niet meer maar we hebben ze opgegeten. Ze zullen me niet lekker hebben gelegen denk ik. Maar onze zoon vond wel dat hij gedeeltelijk voor het avondeten had gezorgd.

Dit heeft er overigens niet voor gezorgd dat mijn voorkeur voor vis is veranderd en ik weet ook wel dat de vissers andere methode hebben voor het doden van vis. Maar ik ben dit nooit vergeten. 


Anneke



zaterdag 9 juni 2012

Mijn voeten, n.a.v. schrijfopdracht 156


Mijn voeten


Ze brachten me schoorvoetend naar school en naar mijn eerste baantje.
Lichtvoetig danste ik de rock 'n roll en jive wat in die tijd de mode was.
Ooit was ik op vrijersvoeten en stapte ik overal op af. Voetstoots nam ik aan dat alle mensen goed waren en dat het leven me veel te bieden had.
Mijn voeten brachten me naar verre oorden waar het warm was en de zee azuurblauw of naar mooie vergezichten hoog in de bergen.
Met voeten alsof ik in de wolken liep stapte ik naar het stadhuis en naar de kerk waar ik mijn partner het jawoord gaf. 
Een jaartje later sloop ik op kousenvoeten naar de wieg om te genieten van mijn baby als hij sliep.
Met zware voeten liep ik achter de baar van velen die me zijn voor gegaan.
Mijn vermoeide voeten van de lange wandeling leg ik nu neer op een bankje voor de stoel waarop ik rusten ga.


Anneke





donderdag 7 juni 2012

Naar aanleiding van de opdracht: 'Toen geld nog niet bestond' (nr. 152) het volgende verhaal:


Van ruilen komt welvaart

Het is een warme, benauwde zomerse dag in juni in het jaar 2012 (vr. Chr.)
Nielle kijkt even op van haar werk op het land en veegt het zweet van haar voorhoofd met een smoezelige punt van de grof geweven stof van de doek om haar hoofd. Ze staat, met een hand boven haar ogen beschermend tegen de zon, te kijken naar de schepen die op de Rijn varen. Ze hoort het klapperen van de zeilen in de wind niet, daarvoor is het net te ver weg. Maar het is wel een mooi gezicht, vooral omdat die schepen heel belangrijk voor hen zijn.
Ze voelt even een warm gelukkig gevoel door zich heen trekken.

Jahon en Nielle hebben zich na hun huwelijksceremonie ergens aan de rand van een dorp in de Veluwe aan de Rijn gevestigd. Daar leven ze van de opbrengst van hun kleinschalige boerenbedrijfje. Vlees, graan en groente worden onderling geruild met de boeren om hen heen. Dat is geen vetpot, maar ze redden het zo met z'n tweetjes. Vooral ook omdat Jahon naast het boerenwerk ook een handige handelaar blijkt te zijn.

Uit de klei van de rivier maken zij aardewerk. De mooi gevormde grote potten worden door Nielle van een fraaie kerfspatelversiering voorzien. Klokbekers noemt men die. Jahon verruilt het aardewerk weer voor andere handige zaken, zoals kleding, stoffen, zout, en vuursteen om werktuigen van te maken.
Dankzij de rivieren de Rijn en de IJssel kan hier goed handel gedreven worden.
Er kunnen schepen gevuld worden en die drijven op hun beurt weer handel langs de kusten van de Noordzee. Ook de oversteek naar Engeland brengt nieuwe handelswaar en handelaren met zich mee terug. Dus Jahon en Nielle zitten op een voor hen gunstige plek. Er komt op de Veluwe een beetje meer welvaart. Het is de tijd waarin de steentijd eindigt in de bronstijd, doordat de schepen voor hun koopwaar ook wat koper en goud hebben kunnen bemachtigen.

Maar het gevaar ligt altijd op de loer. Nielle en Jahon letten altijd goed op hun omgeving. Altijd is er een kans dat binnenvallende stammen hun nederzetting overvallen en het dorp plunderen. De grootschalige ontbossingen voor de landbouw, door de boeren die voorheen jager of visser waren, heeft de bodem uitgeput. Jahon en Nielle hebben het geluk dat ze naast het boeren ook handelaar zijn geworden. Maar de boeren die echt van de opbrengst van de grond moeten leven, trekken weer weg omdat er grote heidevelden ontstaan. En weer jager worden lukt niet omdat al het wild al is gevlucht of uitgeroeid door de mens.

Leven en overleven is het belangrijkst in dit leven. Altijd de zorg om voldoende eten te hebben, altijd de angst dat je wordt overvallen, uitgemoord, verkracht of ontvoerd door andere stammen. Door het geluk dat Jahon en Nielle op zo'n gunstige handelsplek wonen, kunnen zij ruilhandel verichten met de rondtrekkende bronssmeden. Met een beetje geluk kunnen zij zich met hun toekomstige kinderen blijvend vestigen in deze nederzetting en later een groter, ruimer huis bouwen. Het leven gaat snel, de meesten worden niet ouder dan 30 of 40 jaar.
Het hebben van welvaart is de grootste drijfveer van de mens. Dat maakt dat we steeds verder ontwikkelen, van rechtop lopende aapmens tot wat de huidige mens nu is. Bezittingen en status zijn belangrijke zaken geworden, niet alleen maar voedsel en voortplanting. Dat geeft aanzien en macht en kracht om te overleven. Hoe beter de (ruil) handel, hoe groter de kans om te overleven. Met het beetje geluk aan hun kant, zien Jahon en Nielle de toekomst zonnig in. Het is hard werken, maar ze voelen dat ze het gaan redden. Het zal niet lang meer duren voordat er leven is in de schoot van Nielle en dan hebben ze er wel weer een zorg bij, maar als het een gezond en sterk kind blijkt te zijn, is er ook veel geluk. Kinderen betekenen ook een paar extra handen bij het zware werk en als ze oud zijn geworden, weten ze dat de kinderen weer voor hen zullen zorgen.

En zo gaat het al eeuwen door, zolang de mensheid zal bestaan.

( informatiebron: 2000 jaar geschiedenis van de Lage Landen van Jaap ter Haar.)

Nellie van Bekkum

woensdag 6 juni 2012

Dit verhaal is geschreven n.a.v. de schrijfopdracht 'Geld' (nr. 151)


Het geld uit mijn jeugd

Als kind bracht ik mijn ouders in verlegenheid door de sluitzegels langs de deuren te verkopen. Sluitzegels waren postzegels voor een goed doel die men achterop de envelop plakte. Ik was best voortvarend te werk gegaan en had al meer dan tien gulden opgehaald tot mijn moeder erachter was gekomen. Het geld werd in een spaarpot geparkeerd, voor het geval de mensen terugbetaald moesten worden. Ik kreeg een verbod op verkoop van sluitzegels. Dus moest ik mijn geld verdienen met de kijkdoos, waarmee ik langs de terrassen ging en dubbeltjes en stuivers incasseerde.


Ik ken het gevoel van mijn eerst verdiende geld. Vooral omdat ik het contant ontving gaf het een rijk gevoel. Veel rijker dan het geld dat later overgeschreven werd op een rekening, ook al was dat steeds meer. Met een kwartje kon je een zakje chips kopen. Met vijf gulden op zak kon je een hele middag naar de kermis. Bij Ajax kocht ik voor 50 centen een jongenskaartje en zag vanaf het muurtje op de staantribune het elftal dat drie Europacups zou gaan winnen van dichtbij spelen in De Meer.


Wat had het geld nog een waarde en wat werd sparen gewaardeerd! Op school kwam eens per maand een dame van de Rijkspostspaarbank. Ik kreeg dan ’s ochtends een kwartje mee en daar kocht ik bij die dame een zegel van die in een boekje werd geplakt. Het was een plechtige gebeurtenis en was een bladzijde vol dan kwam daar een stempel op een handtekening. Kom daar nu eens om. Ik heb in de kast van mijn vader ooit nog waardepapieren gevonden van een spaar- of pensioenregeling. Dat was een pak papier met handtekeningen en stempels. Het zag er gedegen en deftig uit.
                                                                                                                    Aart